30. Maar aan al het gedierte der aarde en al het
gevogelte des hemels en al wat op de aarde
kruipt, waarin leven is, geef Ik al het groene kruid
tot spijze; en het was alzo.
30. E a todos os animais da terra, a todas as aves
do céu e a todo ser vivente que se arrasta sobre a
terra, tenho dado todas as ervas verdes como
mantimento. E assim foi.
31. En God zag alles wat Hij gemaakt had, en zie,
het was zeer goed. Toen was het avond geweest
en het was morgen geweest: de zesde dag.
31. E viu Deus tudo quanto fizera, e eis que era
muito bom. E foi a tarde e a manhã, o dia sexto.
Genesis 2
Gênesis 2
1. Alzo werden voltooid de hemel en de aarde en
al hun heer.
1. Assim foram acabados os céus e a terra, com
todo o seu exército.
2. Toen God op de zevende dag het werk voltooid
had, dat Hij gemaakt had, rustte Hij op de
zevende dag van al het werk, dat Hij gemaakt
had.
2. Ora, havendo Deus completado no dia sétimo a
obra que tinha feito, descansou nesse dia de toda
a obra que fizera.
3. En God zegende de zevende dag en heiligde
die, omdat Hij daarop gerust heeft van al het
werk, dat God scheppende tot stand had gebracht.
3. Abençoou Deus o sétimo dia, e o santificou;
porque nele descansou de toda a sua obra que
criara e fizera.
4. Dit is de geschiedenis van de hemel en de
aarde, toen zij geschapen werden. Ten tijde, dat
de Here God aarde en hemel maakte,
4. Eis as origens dos céus e da terra, quando
foram criados. No dia em que o Senhor Deus fez
a terra e os céus
5. er was nog geen enkel veldgewas op de aarde,
en er was nog geen enkel kruid des velds
uitgesproten, want de Here God had het niet op
de aarde doen regenen, en er was geen mens om
de aardbodem te bewerken;
5. não havia ainda nenhuma planta do campo na
terra, pois nenhuma erva do campo tinha ainda
brotado; porque o Senhor Deus não tinha feito
chover sobre a terra, nem havia homem para
lavrar a terra.
6. maar een damp steeg op uit de aarde en
bevochtigde de gehele aardbodem;
6. Um vapor, porém, subia da terra, e regava toda
a face da terra.
7. toen formeerde de Here God de mens van stof
uit de aardbodem en blies de levensadem in zijn
neus; alzo werd de mens tot een levend wezen.
7. E formou o Senhor Deus o homem do pó da
terra, e soprou-lhe nas narinas o fôlego da vida; e
o homem tornou-se alma vivente.
8. Voorts plantte de Here God een hof in Eden, in
het Oosten, en Hij plaatste daar de mens, die Hij
geformeerd had.
8. Então plantou o Senhor Deus um jardim, da
banda do oriente, no Éden; e pôs ali o homem que
tinha formado.
9. Ook deed de Here God allerlei geboomte uit de
aardbodem opschieten, begeerlijk om te zien en
goed om van te eten; en de boom des levens in
het midden van de hof, benevens de boom der
kennis van goed en kwaad.
9. E o Senhor Deus fez brotar da terra toda
qualidade de árvores agradáveis à vista e boas
para comida, bem como a árvore da vida no meio
do jardim, e a árvore do conhecimento do bem e
do mal.
10. Er ontsprong in Eden een rivier om de hof te
bevochtigen, en daar splitste zij zich in vier
stromen.
10. E saía um rio do Éden para regar o jardim; e
dali se dividia e se tornava em quatro braços.
11. De naam van de eerste is Pison; deze stroomt
om het gehele land Chawila, waar het goud is;
11. O nome do primeiro é Pisom: este é o que
rodeia toda a terra de Havilá, onde há ouro;
12. en het goud van dat land is goed; daar is de
balsemhars en de steen chrysopraas.
12. e o ouro dessa terra é bom: ali há o bdélio, e a
pedra de berilo.
13. De naam van de tweede rivier is Gichon; deze
stroomt om het gehele land Ethiopie.
13. O nome do segundo rio é Giom: este é o que
rodeia toda a terra de Cuche.
14. De naam van de derde rivier is Tigris; deze
stroomt ten oosten van Assur. En de vierde rivier
is de Eufraat.
14. O nome do terceiro rio é Tigre: este é o que
corre pelo oriente da Assíria. E o quarto rio é o
Eufrates.
3