Page 7 - fullnew

This is a SEO version of fullnew. Click here to view full version

« Previous Page Table of Contents Next Page »
15. En de Here God nam de mens en plaatste hem
in de hof van Eden om die te bewerken en te
bewaren.
15. Tomou, pois, o Senhor Deus o homem, e o
pôs no jardim do Édem para o lavrar e guardar.
16. En de Here God legde de mens het gebod op:
Van alle bomen in de hof moogt gij vrij eten,
16. Ordenou o Senhor Deus ao homem, dizendo:
De toda árvore do jardim podes comer
livremente;
17. maar van de boom der kennis van goed en
kwaad, daarvan zult gij niet eten, want ten dage,
dat gij daarvan eet, zult gij voorzeker sterven.
17. mas da árvore do conhecimento do bem e do
mal, dessa não comerás; porque no dia em que
dela comeres, certamente morrerás.
18. En de Here God zeide: Het is niet goed, dat
de mens alleen zij. Ik zal hem een hulp maken,
die bij hem past.
18. Disse mais o Senhor Deus: Não é bom que o
homem esteja só; far-lhe-ei uma ajudadora que
lhe seja idônea.
19. En de Here God formeerde uit de aardbodem
al het gedierte des velds en al het gevogelte des
hemels. Ook bracht Hij het tot de mens, om te
zien hoe deze het noemen zou; en zoals de mens
elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten.
19. Da terra formou, pois, o Senhor Deus todos os
animais o campo e todas as aves do céu, e os
trouxe ao homem, para ver como lhes chamaria; e
tudo o que o homem chamou a todo ser vivente,
isso foi o seu nome.
20. En de mens gaf namen aan al het vee, aan het
gevogelte des hemels en aan al het gedierte des
velds, maar voor zichzelf vond hij geen hulp, die
bij hem paste.
20. Assim o homem deu nomes a todos os
animais domésticos, às aves do céu e a todos os
animais do campo; mas para o homem não se
achava ajudadora idônea.
21. Toen deed de Here God een diepe slaap op de
mens vallen; en terwijl deze sliep, nam Hij een
van zijn ribben en sloot haar plaats toe met vlees.
21. Então o Senhor Deus fez cair um sono pesado
sobre o homem, e este adormeceu; tomou-lhe,
então, uma das costelas, e fechou a carne em seu
lugar;
22. En de Here God bouwde de rib, die Hij uit de
mens genomen had, tot een vrouw, en Hij bracht
haar tot de mens.
22. e da costela que o senhor Deus lhe tomara,
formou a mulher e a trouxe ao homem.
23. Toen zeide de mens: Dit is nu eindelijk been
van mijn gebeente en vlees van mijn vlees; deze
zal 'mannin' heten, omdat zij uit de man genomen
is.
23. Então disse o homem: Esta é agora osso dos
meus ossos, e carne da minha carne; ela será
chamada varoa, porquanto do varão foi tomada.
24. Daarom zal een man zijn vader en zijn
moeder verlaten en zijn vrouw aanhangen, en zij
zullen tot een vlees zijn.
24. Portanto deixará o homem a seu pai e a sua
mãe, e unir-se-á à sua mulher, e serão uma só
carne.
25. En zij beiden waren naakt, de mens en zijn
vrouw, maar zij schaamden zich voor elkander
niet.
25. E ambos estavam nus, o homem e sua mulher;
e não se envergonhavam.
Genesis 3
Gênesis 3
1. De slang nu was het listigste van alle dieren
des velds, die de Here God gemaakt had; en zij
zeide tot de vrouw: God heeft zeker wel gezegd:
Gij zult niet eten van enige boom in de hof?
1. Ora, a serpente era o mais astuto de todos os
animais do campo, que o Senhor Deus tinha feito.
E esta disse à mulher: É assim que Deus disse:
Não comereis de toda árvore do jardim?
2. Toen zeide de vrouw tot de slang: Van de
vrucht van het geboomte in de hof mogen wij
eten,
2. Respondeu a mulher à serpente: Do fruto das
árvores do jardim podemos comer,
3. maar van de vrucht van de boom, die in het
midden van de hof staat, heeft God gezegd: Gij
zult daarvan niet eten noch die aanraken; anders
zult gij sterven.
3. mas do fruto da árvore que está no meio do
jardim, disse Deus: Não comereis dele, nem nele
tocareis, para que não morrais.
4